Geschiedenis van een sporty bitch

04:38 Mejuffrouw L. 1 Comments


Ik was zo’n kind dat een talent had voor naar school gaan. Van mijn zesde tot mijn zeventiende (jup, in één jaar minder en al) flaneerde ik zonder veel moeite van het ene saaie oudercontact naar het andere - ‘Ja, mevrouw, meneer, dat ziet er goed uit hé.’ (stilte) Mijn rapport stond steevast vol percentages in de 80.

Behalve voor één vak.

L.O.

Ik heb het sporten niet bepaald van thuis uit meegekregen. Mijn moeder haar enige vorm van beweging was constant achter 8 kinderen aanrennen, en ik heb mijn vader niet één keer naar een sportwedstrijd op tv weten kijken. De sportrubriek was het moment waarop we van Het Journaal terug naar Ketnet mochten zappen. Mijn moeder had mij destijds wel op ballet gestoken, maar vooral omdat ik een behoorlijk onhandig kind was zonder veel coördinatievermogen. Ter illustratie: in de turnles op de lagere school was ik veruit het grootste meisje van de klas en haalde ik de laagste score voor hoogspringen. Go figure.

Maar het was pas in het middelbaar dat de lessen L.O. een echte, volwaardige nachtmerrie werden. In mijn puberteit kweekte ik een knoert van een onzekerheidscomplex, en dat vierde vooral hoogtij tijdens de lessen L.O. Gast, wat heb ik afgezien van de ballen en de plinten en de rondjes rond de piste. Omdat de ballen geregeld vol in mijn gezicht terecht kwamen. Omdat ik er in slaagde om van een plint van 50 cm hoog te vallen (I kid you not). Omdat ik gemiddeld drie keer ingehaald werd tijdens de Coopertest.

De jongens uit mijn klas stonden mij tijdens al die faalmomenten uitbundig en potsierlijk uit te lachen zoals alleen veertienjarige jongens dat kunnen. Mijn beste vriendin en ik fantaseerden elke week over smoesjes en uitvluchten die we konden uitproberen om de les te kunnen overslaan. Zonder overdrijven: de dagen dat we L.O. hadden moest ik mij geregeld naar school sleuren, mijn turnzakje slepend over de grond in mijn kielzog.

Toen kwam het einde van het middelbaar, wat betekende dat sport niet langer voor punten hoefde, in een duffe turnzaal onder de veroordelende blik van een bende puisterige klasgenoten. Vervolgens kwam het moment waarop ik vooral wilde sporten om op mijn gewicht te letten. Niet dat dat echt nodig was, maar knoert van een onzekerheidscomplex, remember? Dus ging ik zo af en toe eens lopen op de Finse piste in Leuven. En ik vond dat redelijk stoer van mezelf. Maar mijn sportfanatisme kende beduidende hoogtes en laagtes. Na gemiddeld drie weken lagen mijn loopschoenen weer voor lange tijd onaangeroerd in de kast.

De laatste hoogte echter, degene waarop ik mij nu al meer dan twee jaar bevind, is veruit de meest sportieve levensstijl die ik er ooit al op nagehouden heb. Tegenwoordig loop ik op zondag, hef ik af en toe eens gewichtjes, dans ik nog steeds, fiets ik dagelijks naar mijn werk en zet ik mij regelmatig eens voor zo'n schreeuwerige YouTube-workout. Consistent drie keer per week bewegen, volgens het boekje.

En dat doet een mens zich afvragen: hoe is dat in godsnaam tot stand gekomen? Hoe ging ik van L.O-hater naar het type dat uitspraken als ‘een zondagochtendloopje in de zon is het beste dat er is’ ook echt méént? Na de origin story, beste vrienden, volgt in een volgende post mijn ultieme tips om aan het sporten te geraken en dat ook te blijven.

Stay tuned!

Misschien Ook Leuk

1 opmerking:

  1. Dat eerste stuk jong, zoooo herkenbaar! Van rapporten waarop naast turnen steevast de laagste score stond tot aan dat fantastische coördinatievermogen als grootste meisje van de klas en het meermaals ingehaald worden tijdens die *tuut* Coopertest. Al was hoogspringen in het lager een van de weinige dingen waar ik wél goed in was... Intussen bestaat mijn sport uit zelf achter kindjes aanlopen en autoloos leven. Dat is niet zo regelmatig of intensief, maar de weinige keren dat ik in een zwembad geraak kan ik nog altijd een km zwemmen, dus die conditie zit wel goed.

    BeantwoordenVerwijderen